ROCOCO OP Z’N BEST.
OP ZOEK NAAR DE ACHTERGRONDEN VAN EEN
BAROMETERCOMPENDIUM MET ZES VERSCHILLENDE SYSTEMEN.





Door: Marco Fontijn.


Het rococo, een bij uitstek decoratieve stijl, waarvan de oorsprong in het buitenland ligt, nam in het achttiende-eeuwse Nederland al spoedig een eigen karakter aan. Er ontstond weliswaar een grote productie van in de Nederlandse traditie gewortelde meubelen, aardewerk, tin, zilver en andere zaken, maar qua vorm en versiering zijn daarbij slechts enkele bedeesde rococotrekjes te herkennen. Ook bij Nederlandse barometers uit het derde kwart van de achttiende eeuw is er vrijwel altijd wel sprake van een enkele rococoversiering, met name in de kap, maar de overwegend strakke, rechthoekige kasten vertonen verder nauwelijks kenmerken van die stijl. Alleen in de beschermende reservoirkapjes aan de onderkant zijn meestal nog wat speelse en welvende lijnen te ontdekken.

Naast de voorwerpen die als kenmerkend zijn gaan gelden voor het Nederlandse rococo, treffen we echter ook zo nu en dan meer exotische voorbeelden aan. Deze meest uitbundige, gedurfde voortbrengselen van het rococo in ons land werden gedurende lange tijd óf niet als Nederlands herkend óf bewust buiten beeld gelaten. Om aan deze historische vertekening een einde te maken organiseerde het Rijksmuseum twee jaar geleden de tentoonstelling 'Rococo, Nederland aan de zwier'. In de begeleidende catalogus bij deze expositie staat een aantal van deze 'gerehabiliteerde' objecten, die het Nederlandse rococo op zijn uitbundigst vertegenwoordigen, afgebeeld en beschreven.

Een dergelijk voorwerp is ook het onderwerp van dit artikel. Het betreft een omstreeks 1770 vervaardigd barometercompendium met schaalplaten van verzilverd messing en een centraal geplaatste spiegel. Wat dit buitengewone stuk vooral bijzonder maakt is de combinatie van maar liefst zes verschillende barometersystemen op één enkel tableau. Tezamen met de traditionele, enkelvoudige barometer volgens Torricelli, zijn ook de belangrijkste alternatieve systemen te zien. Deze schaalvergrotende systemen werden ontwikkeld in de eerste decennia na Torricelli’s beroemde proef met de kwikbuis in 1643.



(click to enlarge)

fig. 1. Deze prent uit het boek 'Recherches sur les modifications de l'Atmosphère' van J.A. de Luc geeft een overzicht van alle bestaande barometersystemen in het midden van de achttiende eeuw. De zes belangrijkste systemen hiervan zijn te zien op het door Bianchi en Lodewijk Primavesi vervaardigde barometercompendium.
 

De Torricellibarometer bevindt zich onmiddellijk rechts van de spiegel en heeft twee schaalplaten. De linker met een Engelse duimenschaal en een '36-schaal', de rechter met een duo-decimaal verdeelde schaal in Rijnlandse duimen en met een messing tendenswijzer. Ook de contrabarometer volgens Huygens, rechts van de enkelvoudige barometer, heeft een tendenswijzer en is voorzien van een '36-schaal'. Dit laatste is eveneens het geval bij het slechts sporadisch toegepaste diagonaalsysteem van Morland, meteen links van de spiegel en aan de bovenkant van het tableau en het nog veel zeldzamere haakse-hoeksysteem van Cassini aan de onderkant. Tussen de buizen van de diagonaal- en haakse-hoekbarometer bevindt zich voorts het enige nog bekende voorbeeld van een Nederlandse toepassing van het multipelsysteem van Amontons. Het heeft een '36-schaal' en een schaalverdeling in Engelse duimen. Direct boven de spiegel is verder nog de schaalplaat te zien van een barometer volgens het wielkwiksysteem van Hooke; ook voorzien van een '36-schaal'. De kwikbuis van dit systeem zit weggewerkt in een langwerpig kastje aan de achterkant van het compendium. De buizen van zowel de Torricelli- als de diagonaalbarometer beschikken over een zogeheten''prinsendoos'. Dit is een bijzonder type reservoir, waarin een constant nulpunt wordt bewerkstelligd. Het feit dat beide reservoirs gedraaid zijn uit ivoor maakt hen enig in hun soort.

De kast is van eikenhout, gefineerd met mahoniehout en de gewelfde contourlijnen zijn langszij voorzien van een kunstig gestoken, levendige asymmetrische rococodecoratie, in de vorm van langgerekte voluten, rocailles en bloemenslingers. Evenals deze bloemenslingers is de fraaie opengewerkte kuif, die het geheel bekroond, een typisch voorbeeld van het late rococo. Ook de spiegel is voorzien van een rococo-omlijsting.


(click to enlarge)

fig. 2. Nederlands rococo barometercompendium,
circa 1770. Gesigneerd: 'Bianchi & Comp. fecit Amsterdam'.
Hoogte: 131 cm  breedte: 74 cm.

Het beeld dat vandaag de dag nog kan worden opgeroepen van de bijzonder bekwame makers van dit object is redelijk compleet. Vooreerst is het duidelijk dat zij de opdracht tot de vervaardiging van het compendium destijds met de nodige trots zullen hebben aanvaard. Het was dan ook niet voor niets dat zij het werk tot maar liefst drie keer toe op verschillende plekken voorzagen van hun signatuur: 'Bianchi & Comp. fecit Amsterdam'.

Dit bedrijf was een compagnonschap tussen de omstreeks 1740 geboren Lodewijk Primavesi en een zekere Bianchi, waarover minder gegevens bekend zijn. Andere nu nog bekende werken van dit tweetal treffen we ook aan met de signaturen 'Bianchi & Primavesi' en 'Primavesi & Comp.' Zoals vrijwel alle barometermakers in het Amsterdam van die tijd waren ook zij van oorsprong afkomstig uit hetzij Noord-Italië, ofwel de Italiaanssprekende gebieden van Zuid-Zwitserland. De beide makers associeerden zich ergens kort voor 1770 en begonnen hun gezamenlijke werkzaamheden vanuit een pand in de Eerste Hoogstraat 'by de Varkens-Sluys'.

Lodewijk Primavesi kwam ter wereld als de zoon van een van de allereerste barometerimmigranten die zich van over de Alpen in ons land vestigden. Al in 1740 attendeerde vader Frans Primavesi (1715-1774) de Amsterdammers op zijn vestiging in de belangrijkste stad van de Republiek, door middel van een advertentie in de Amsterdamsche Courant van 5 mei: 'Frans Primowees woond in de Dykstraet in de stad Byleveld by de Nieuwmarkt te Amsterdam, maekt bekend aen alle liefhebbers, dat hy maekt en verstelt allerhande soorten van weerglazen, baromeeters, en termomeeters van quik en spiritus, groot en kleyn. Hy zal zyn werk op de proef geeven en staet een jaer goed buyten breeken'. Negen dagen later deelde hij in een volgende advertentie nog mee dat hij tevens glas spon voor 'glase paruyken'.

Het gebruik van de term 'liefhebbers' laat goed zien dat de barometer ten tijde van de vestiging van de allereerste groep buitenlandse makers toch nog steeds vooral iets was voor een beperkte groep van in natuurkunde geïnteresseerde leden van de gegoede burgerij. Pas met de komst van meer en meer Italiaanssprekende barometermakers in de daaropvolgende jaren, nam zowel het aanbod als de vraag naar barometers in evenredige mate toe, waardoor een steeds groter en algemener publiek werd bereikt. Dat dit in sommige gevallen ten koste ging van de kwaliteit van het geleverde, laat zich dan ook licht raden. De familie Primavesi, vanaf ongeveer 1755 was ook Lodewijk werkzaam in de zaak van zijn vader en verschenen er kortstondig barometers met de signatuur 'F. Primavesi & Zoon', bleef echter stug vasthouden aan een constant en hoogwaardig niveau. Het overgeleverde werk van hun hand is van een soortgelijke perfectie als dat wat men aantreft bij de barometers van meester-barometermaker Paulus Wast senior (1721-1784). Dat is niet verwonderlijk, aangezien deze laatste zijn loopbaan begon als leerling van Frans Primavesi, die in 1744 ook optrad als getuige bij het huwelijk van Wast met Anna Catharina Bregers in de Oude Kerk.

Niet lang voordat zijn zoon zich omstreeks 1760 vestigde als zelfstandig barometermaker, prees vader Primavesi, die inmiddels verwikkeld was in een hevige concurrentiestrijd met zijn oud-leerling Wast, wederom zijn waar aan in de Amsterdamsche Courant. Als 'Frans Primavesi op den hoek der Wijde Lombardsteeg, daar voorheen de stad Luik en nu de Barrometer uithangt', verkondigde hij nu bovendien 'thermometers voor broeybakken' te maken. Hij gaf voorts aan instrumenten van koper- en zilverplaten te vervaardigen en dat zijn verzilverde en vertinde barometers respectievelijk fl. 22,- en fl. 8,- moesten opbrengen. Ook verkocht hij verfijnde Engelse en Venetiaanse brillen.

Tussen al dit geweld zal het voor de tweede generatie immigranten moeilijk zijn geweest om vaste voet aan de grond te krijgen op de Amsterdamse barometermarkt. Het aantal barometermakers was intussen op een zodanige wijze toegenomen dat een moordende concurrentiestrijd niet kan zijn uitgebleven. In de eerste jaren van hun compagnonschap gingen Bianchi en Primavesi junior dan ook tevens elders op zoek naar afzetmogelijkheden. Vooral ’s-Gravenhage lijkt voor hen een interessante nieuwe markt te zijn geweest. Het aantal Haagse barometermakers was in de achttiende eeuw namelijk uiterst gering en ook in kwalitatieve zin konden zij nooit wedijveren met hun vakgenoten in bijvoorbeeld Rotterdam, dat wel uitgroeide tot een barometercentrum van enige betekenis, en vanzelfsprekend Amsterdam.

 

 


Het was dan ook in de ’s-Gravenhaagsche Courant dat op 19 februari 1770 de volgende advertentie verscheen: 'Te Amsterdam by Lod. Primavesi & Comp., in de Eerste Hoogstraat by de Varkens-Sluys, worden gemaekt en verkogt, alle zoorten van Barometers en Thermometers, van wat Natuur of tot wat gebruyk die ook zijn …'. Soortgelijke advertenties in dezelfde krant werden door het bedrijf ook nog later dat jaar geplaatst, alsmede op 22 november 1769 en 17 augustus 1772. Het compagnonschap blijkt inmiddels, ten tijde van de laatstgenoemde datum, te zijn uitgebreid met een aantal vennoten. Daaronder was in elk geval Paulus Wast junior, een van de zonen van de al eerder genoemde Paulus Wast senior. Na ook nog enige tijd gevestigd te zijn geweest 'in de groene Bril in de Oude Doelenstraat', verhuisde het bedrijf op 24 april 1778 naar de Kalverstraat, tussen de Gaper- en Spaarpotsteeg. Niet lang daarna verdween Lodewijk Primavesi uit beeld en lijkt de onderneming geleidelijk aan een familieaangelegenheid van vooral de Bianchi’s te zijn geworden. Nog tot in het begin van de negenamilde eeuw hielden deze zich onder de namen 'Bianchi' en 'Bianchi & Comp.' bezig met het maken van fraaie barometers.

Als geen ander instrument toont het hier besproken barometercompendium aan dat de bewering van het bedrijf barometers te maken in alle soorten en systemen, zeker niet ongegrond was. De vraag dient zich aan met welk doel dit bijzondere object werd vervaardigd.

De vereniging van maar liefst zes verschillende barometersystemen in één enkel, ongetwijfeld zeer kostbaar, compendium lijkt te wijzen op een ander dan huiselijk gebruik. Al valt het niet uit te sluiten dat het stuk bestemd was voor de collectie van een - dan naar alle waarschijnlijkheid gefortuneerde - verzamelaar van natuurkundige instrumenten. Na het enthousiasmerende voorwerk van onder andere de beroemde wetenschapper en instrumentmaker Daniel Gabriel Fahrenheit, die bijvoorbeeld in 1721 een reeks cursussen gaf in natuur- en scheikunde aan een ieder die bereid was daarvoor per les 1 gulden en 10 stuivers te betalen, ontstonden er vooral in de rijke koopmansstad Amsterdam vele van dergelijke particuliere instrumentenkabinetten. In verschillende achttiende-eeuwse veilingcatalogi, waarin de nagelaten instrumentencollecties van voorname liefhebbers staan beschreven, wordt melding gemaakt van door Bianchi en Lodewijk Primavesi vervaardigde objecten. In de in 1797 te Amsterdam gedrukte catalogus 'van…. schilderijen…. teekeningen en prentkonst…. natuur-, wis- en sterrekundige werktuigen…. meerendeels nagelaaten door D. Stoopendaal', wordt zelfs gesproken van 'Prof. Bianchi'!

Een promotionele functie voor de activiteiten van het jonge, ambitieuze en pas geassocieerde stel barometermakers van de nieuwe lichting, behoort tot een van de meer waarschijnlijke doeleinden. Er is een ander barometercompendium bekend, dat waarschijnlijk om dezelfde reden werd gemaakt. Dit eenvoudiger uitgevoerd exemplaar, zonder spiegel en met slechts drie verschillende systemen, werd in 1766 vervaardigd door Paulus Wast senior. Mogelijk is dit stuk een 'proeve van bekwaamheid' geweest en hing het in de zaak van Wast om daar te dienen als reclamestuk. Wie weet meenden Primavesi junior en Bianchi dat zij hierbij niet achter konden blijven en zagen zij hun kans schoon om de meester-barometermaker te overtreffen.

Te denken valt verder aan een educatief doel van het een of andere soort. Misschien kwam de opdracht van een natuurkundig genootschap, zoals er in die tijd wel meer waren. Zoals eerder aangestipt bestond er in de achttiende eeuw onder de beschaafde en ontwikkelde leken een grote belangstelling voor de natuurwetenschappen en maakte de lust tot experimenteren zich van hen meester. Omdat de vraag daarnaar zeer groot was, verscheen in 1736 speciaal voor liefhebbers 'Beginselen der natuurkunde, beschreven ten dienste der landgenoten'. Het was een Nederlandse bewerking van het reeds in 1734, door de Leidse geleerde Petrus van Musschenbroek in het Latijn geschreven boek. Aan de hand ervan deed men in klein gezelschap proeven en besprak men de laatste ontdekkingen op het gebied van de natuurkunde. Ook een zekere Klaas de Vries (1706-1766), doopsgezind predikant te Amsterdam, organiseerde volgens de achttiende-eeuwse historicus Wagenaar voordrachten. Hij vermeldde althans dat: "de werktuigen die in zijn collegie tot het doen van natuurkundige en andere proeven gebruikt worden, door eenige vermogende leden der gemeente zijn bekostigd."

Niet alleen in de grote steden, maar ook in vele provinciestadjes, sloten zij die niet over de middelen beschikten om de instrumenten voor zichzelf aan te schaffen, of gewoonweg gelijkgestemd gezelschap zochten, zich aaneen. Zo ontstonden er vele van deze natuurwetenschappelijke gezelschappen, die populaire lezingen organiseerden. Niet zelden legden dergelijke verenigingen op deze wijze omvangrijke kabinetten van instrumenten aan, waarbinnen de barometer dan ongetwijfeld in al zijn facetten een prominente plaats innam. Veel van deze fysische kabinetten zijn in de financieel zo uiterst moeilijke tijd tijdens en na de Franse overheersing in verval geraakt en opgeruimd, veelal door publieke verkoping. In later tijd is er soms met een zekere geringschatting gesproken over deze achttiende-eeuwse salonwetenschap. Ten onrechte, daar men zo onrecht doet aan de stimulerende invloed die deze op het wetenschappelijk onderzoek heeft uitgeoefend.

Een bewaard gebleven rekening voor de Fundatie van Renswoude te ’s-Gravenhage getuigt van het feit dat ook Bianchi en Primavesi instrumenten leverden aan een gelijksoortige - zij het op wezenlijke punten verschillende - educatieve instelling. Het contact met dit instituut zal door beide vaklieden hoogstwaarschijnlijk gelegd zijn tijdens de jaarlijkse kermis op het Lange Voorhout. De Haagse clientèle werd namelijk niet alleen naar Amsterdam gelokt. Zo lezen wij in een advertentie in de ’s-Gravenhaagsche Courant van 3 mei 1771: 'Word bekend gemaekt, dat Bianchy Primavesy Wast Junior, en Comp., van Amsterdam, op de Haegse Kermis met een Kraem in het Lange Voorhout zal staen, met alle zoorten van … Instrumenten … Zyde Koussen en Zak-Doeken, en verders fyne Galanteryen en Rariteyten …'

 

(click to enlarge)

fig. 3. De kermis op het Lange Voorhout in 's-Gravenhage, te zien op een in 1803 vervaardigde pentekening. Hier onderhielden Bianchi en Primavesi jr. de contacten met hun Haagse clientèle en werd vermoedelijk ook de opdracht verkregen voor de vervaardiging van het barometercompendium.
 

Op het Lange Voorhout woonde eveneens, in het huidige monumentale hoofdkwartier van de Algemene Rekenkamer, tot aan haar dood de rijkste vrouw van de Nederlandse Republiek: Maria Duyst van Voorhout, vrijvrouwe van Renswoude (1662-1754). De vrijvrouwe stierf kinderloos. Debet daaraan kan misschien geweest zijn dat haar man, Frederik Adriaan van Reede van Renswoude, homoseksueel was. Zij bepaalde in haar laatste wilsbeschikking dat haar complete fortuin, dat bestond uit het destijds astronomische bedrag van anderhalf miljoen gulden, ten goede zou moeten komen aan een bijzondere vorm van onderwijs aan arme kinderen. Zij verlangde de opleiding van onbekend talent tot nut van het vaderland. In haar testament wees zij het Stads Ambachtskinderhuis te Utrecht, het Weeshuis der Gereformeerden in Delft én het Burgerweeshuis te ’s-Gravenhage aan om deze opdracht uit te voeren. Capabele jongens van ongeveer vijftien jaar of ouder uit deze instellingen kregen daardoor de kans om zich voor te bereiden op een hooggekwalificeerd beroep, zoals instrumentmaker, chirurgijn, horlogemaker, boekhouder, waterbouwkundige of vergelijkbare 'libere konsten'.

De jongens werden geselecteerd door de meester van het weeshuis en verbleven samen in een daartoe ingerichte sectie, waar zij de eerste jaren onderwijs kregen in wis- en natuurkunde, tekenen en Frans. Alle vestigingen van de Fundatie waren voorzien van een kamer met natuurkundige instrumenten. De belangrijkste instructeur was dan ook de 'mathematicus', dat wil zeggen de leraar in wis- en natuurkunde. Deze had dikwijls een universitaire opleiding genoten en ontving voor zijn diensten een zeer goed salaris. Als een jongen naar het oordeel van de docenten voldoende gevorderd was om met een praktijkopleiding te beginnen, dan werd hij als leerjongen geplaatst bij een meester in het gekozen vak, die hem dan verder onderwees.


(click to enlarge)

fig. 4. De voorgevel van het gebouw van de Fundatie van Renswoude te 's-Gravenhage, afgebeeld op een kopergravure uit 1782. Van deze instelling was waarschijnlijk de eervolle opdracht tot de vervaardiging van het barometercompendium afkomstig.
 

De tiërcering van de staatsschuld - de betaling van slechts een derde van de rente van de staatsschuld - veroorzaakte na het aftreden van koning Lodewijk Napoleon in 1811 een sterke daling van het inkomen van de Fundatie, waarvan het kapitaal voornamelijk in staatspapieren was belegd. De meeste pupillen werden daarom teruggezet in het weeshuis. Ook werd het instrumentenkabinet van de Fundatie van Renswoude te ’s-Gravenhage, dat naar schatting f. 40.000,- aan aanschaf had gekost, in 1829 verkocht voor slechts f. 4.750,-. Als het vermoeden juist is dat het barometercompendium onderdeel uitmaakte van de instrumentencollectie van de Haagse Fundatie, dan is het heel goed mogelijk dat het instrument na deze verkoping naar het buitenland verdween, waar het ook weer is opgedoken. Vanaf de eerste jaren van de negentiende eeuw vormde Nederland namelijk een favoriet jachtgebied voor vooral Engelse kunsthandelaren. Alles wat Frans was of erop leek werd in deze tijd gretig door hen opgekocht. Ook naar een uitbundig rococostuk als het hier besproken compendium zal hun aandacht waarschijnlijk uitgegaan kunnen zijn.

Het archief van de Fundatie van Renswoude, dat ongeïnventariseerd is en een omvang heeft van 75 meter, zal misschien ooit nog eens definitief uitsluitsel kunnen geven over de herkomst van dit tot de verbeelding sprekende instrument.

Marco Fontijn